15Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. 16Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? 17Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. 18Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan. 19Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen.
Matteüs 7: 15-20
Vandaag opnieuw een gelijkenis die op een van Aesopus fabels is gebaseerd.
De wolf en de schapen
Een Wolf liep steeds rond een kudde schapen in de hoop een schaap te kunnen vangen. Maar altijd zagen de Schaapherders hem komen voordat hij bij de kudde was.
Op een nacht vond de Wolf een schapenvacht die door iemand was achtergelaten. De volgende dag legde hij de schapenvacht op zijn rug en wandelde zo naar de weide waar de schapen graasden. Al gauw was er een klein Lammetje dat hem volgde. Hij leidde het naar het bos en at het daar op.
Diezelfde avond mengde de Wolf zich weer onder de kudde. Maar nu had de Schaapherder geen eten meer en dus besloot hij een schaap wou slachten om het op te eten. Hij zocht het grootste schaap in zijn kudde, nam zijn mes en doodde het; maar het grootste ‘schaap’ was natuurlijk de Wolf, die zo zijn gepaste straf kreeg.Moraal: Zij die anderen kwaad willen doen, gaan vaak ten onder aan hun eigen bedrog.
Fabel van Aesopus
Matteüs verhaalt hiermee van een gelijkenis die voor Jezus’ toehoorders meteen een herinnering opriep aan de bij hen bekende fabel en de bijbehorende moraal.
Wolven worden in de Bijbel vaker gebruikt als metafoor voor onbetrouwbare leiders, die Gods kudde misleidden.
Zonder dat Jezus deze leiders letterlijk noemde, begrepen zijn luisteraars dus precies wie hij bedoelde.