In een dorpje vlakbij Jeruzalem lopen twee mannen. Het zijn vrienden van Jezus. ‘Ga naar het dorp,’ heeft Jezus gezegd. ’Daar zul je een ezel zien staan waar nog nooit iemand op gereden heeft. Neem die ezel mee.’

De vrienden van Jezus kijken goed om zich heen. Ze zien geiten, kippen, een loslopende hond… en een ezel! Hij staat vastgebonden aan een hek. Ze lopen ernaartoe en maken de knoop los.
’Hela!’ roept een mevrouw. ‘Wat zijn jullie aan het doen?’ Een paar voorbijgangers blijven stilstaan. De vrienden schrikken niet. Jezus had al gezegd wat ze moesten doen als iemand dit zou vragen. ‘De Heer heeft deze ezel nodig,’ vertellen ze rustig. ‘Hij zal hem meteen weer terugsturen.’
‘Dan is het goed,’ zegt de vrouw.

Even later komen de vrienden weer bij Jezus, mét de ezel. Ze leggen hun mantels op de rug, zodat Jezus daar op kan zitten. Zo gaat Jezus naar Jeruzalem. De mensen die erbij zijn beginnen te zingen en te roepen:
‘Hosanna! Hoera voor de man die komt in de naam van God! Hoera voor
de koning! Hosanna!’

Jezus lijkt wel een koning. Een koning op een ezel.

Koning op ooghoogte
Jezus reed op een ezel, niet op een paard. Dat is een heel verschil! Wil je weten wat het verschil is?
Eén van de gezinsleden mag voor deze ene keer op de tafel gaan staan. Dat is de koning of koningin — zwaai maar even naar je onderdanen. Ga daarna gewoon op een stoel aan tafel zitten en zwaai nog eens naar
je onderdanen. Wat is het verschil?
Jezus is geen koning die uit de hoogte neerkijkt op zijn onderdanen. Hij kijkt mensen recht in de ogen. Hij is een koning, maar ook een vriend.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.