Het Pesachfeest nadert en Jezus trekt elke dag op naar Jeruzalem waar de sfeer gespannen wordt. De opperpriesters willen Jezus gevangen nemen met een list, maar zijn ook bang dat het volk in opstand zal komen.
In Betanië komt er een vrouw naar Jezus met dure balsemolie en giet dat uit over zijn hoofd. De discipelen vinden het verkwisting en vinden dat ze het geld voor de olie beter had kunnen gebruiken om aan de armen te geven. Jezus zegt: “Val haar niet lastig, het is goed wat zij doet. Arme mensen zullen er altijd zijn, zij heeft met het uitgieten van de olie mijn begrafenis voorbereid”.
Op dat moment vertrekt Judas en gaat naar de opperpriesters in Jeruzalem met de vraag wat het hun waard is als hij Jezus op een geschikt moment aan hen uitlevert.
Ze bieden Judas 30 zilverstukken, de prijs voor een slaaf………….